5-5-2020
Lepelaars koloniseren het vasteland weer
De tellingen in de database van de Werkgroep Lepelaar gaan
terug tot 1962. Toen waren er in Nederland 5 lepelaar-kolonies, met 361 nesten,
2 kolonies op het vasteland en 3 op de Waddeneilanden. Zwanenwater (151 broedpaar), Naardermeer
(115), Texel de Muy (80), Texel de Geul (7), Terschelling (8). De situatie is
totaal veranderd. In 2019 waren er 71 kolonies met 3713 nesten in heel
Nederland.
Er hebben enorme veranderingen plaatsgevonden in de
verspreiding van de kolonies over Nederland. Van de 5 kolonies met totaal 371
nesten in 1962 in het Zwanenwater, Naardermeer, Terschelling, Texel de Geul en
de Muy hebben de lepelaars zich nu verspreid over het hele land met in 2019 totaal
71 kolonies en 3713 broedpaar. In alle provincies hebben de afgelopen jaren wel
lepelaars gebroed, behalve in Drente. Helemaal onderaan dit blog vind je een
uitgebreid beetje droog cijfermatig overzicht van de ontwikkeling van de
aantallen kolonies en broedparen in Nederland.
Het mooie is dat lepelaars in Nederland in allerlei habitats
broeden. Je denkt bij lepelaars aan moerasgebieden en woeste kwelders. Ja dat is zo, maar ze broeden ook op hele
bijzondere plekken. Op de Waddeneilanden broeden ze op de grond op de kwelders,
in het riet, in duinvalleien en in de wilgen en vlieren. Maar ook op de
basaltdijk de Banaan bij Den Oever. In de Delta broeden ze onder andere op de
Schorren op de grond, op eilandjes, in wilgen maar ook op de grond van industrieterreinen
en bijvoorbeeld op Neeltje Jans. Maar het meest gevarieerd zijn toch wel de plekken
op het vasteland. Zomaar een greep uit de habitats: te beginnen met de
natuurlijke schorren (Balgzand) waar ze op de grond broeden en moerassen waar
ze vaak in de wilgen broeden (de Wieden, Oostvaardersplassen), op de grond op eilandjes
in moerasgebieden (Nieuwkoopse plassen). Maar ook broeden ze op basaltdijken (Kinseldam)
en zoals in Haarlem Buitenliede in bomen op een eiland vlak langs een fietspad
en bij een benzinepomp. Maar nog gekker zijn de lepelaars die hebben gebroed in
de wilgen van het Heempark in Delft of in het Sloterpark in een denneboom en in
de kasteeltuinen van Arcen in een spar. Lepelaars lijken niet zo kieskeurig en
dat maakt dat steeds meer mensen kunnen genieten van lepelaars in hun omgeving.
Soms gaat het toch mis. De grondbroedende lepelaars hebben last van predatie
door vossen, de lepelaars in het Sloterpark werden verjaagd door een
popconcert, en de lepelaars op industrieterreinen verliezen gewoon hun gebied omdat daar gebouwd
moet worden. Maar ook in de natuurlijke gebieden is het niet altijd veilig. De
kwelders lopen af en toe onder met hele hoge tijen. En hoe lang zal het duren
eer de zeearend door heeft hoe lekker lepelaarkuikens smaken?
Het is de lepelaars goed gegaan in de afgelopen bijna 60
jaar. Toch hebben we het maar over 3700 broedpaar. Nederland draagt in sommige
jaren zorg voor twee derde van de hele West Europese populatie. In de Waddenzee
blijken de lepelaars al aan hun limiet te zitten. Het aantal paar is wel
toegenomen maar het broedsucces is achteruitgegaan. Naarmate de kolonies daar
groter werden nam het aantal kuikens af van 2-3 per paar tot net 1, en dat terwijl
we zien dat in een kolonie zoals Buitenliede wel 2-3 jongen groot komen.
Hoeveel zijn het er eigenlijk in de Nieuwkoopse plassen? Kunnen de vaste
waarnemenrs daar op letten. Dat zou heel mooi zijn! We denken dat het geringe
aantal kuikens dat groot komt in de Waddenzee te maken heeft met de
voedselsituatie in de Waddenzee. Er is bijna geen kleine vis meer. En broedplek
is er genoeg.
Er is genoeg reden om de vinger aan de pols te houden bij de
lepelaars. Het camera-werk in de twee kolonie kan daar aan bijdragen. Blijf
kijken! Wie weet zien jullie wat er aan voedsel wordt gevoerd. Zijn het vissen?
Hoe groot? Een snavel lang? Zijn het kikkers of zoetwaterrivierkreeften of zijn
het kleine ondefinieerbare prooien? Hoeveel kuikens komer er groot? Schrijf het
op!!! Veel kijkplezier dit voorjaar
Om even de twee kolonies te belichten waar een camera op
staat: De kolonie in Haarlem Buitenliede is in 2004 ontstaan met 3 paar en
gegroeid naar 29 in 2019 met een maximum van 49 in 2016. De kolonie in de
Nieuwkoopse plassen is ontstaan in 2009 met 3 paar en is gegroeid naar 44 in
2019, met een maximum van 49 in 2012 en 2014.
Voor die personen die het leuk vinden wat meer over de
aantallen en de ontwikkeling van de kolonies te lezen volgt hieronderhet nogal droge
overzicht van de ontwikkeling in aantallen kolonies en broedparen in Nederland.
Vasteland
In 1963 kwam bij de 5 kolonies uit 1962 de
Oostvaardersplassen erbij en tot 1980 schommelde het aantal tussen 5 en 6.
Vanaf 1983 begon het aantal kolonies gestaag toe te nemen met Lauwersmeer,
Vlieland, Texel-de Schorren en Slufter erbij. In 1987 kwam het aantal boven de
20, namelijk 21 kolonies. De grote Naardermeer-kolonie was toen jammer genoeg
verdwenen. Oostvaarderplassen (112 broedpaar), Zwanenwater (100), en Lepelaarplassen
(75) waren de drie grote vasteland kolonies. In 2006 waren er 11 kolonies, met
als grootste, de Oostvaardersplassen (217), Zwanenwater (57) en Onderdijk
Vooroever (45). In 2015 ging het vasteland over de magische grens van 20
kolonies heen (23). De beroemde kolonies in de Oostvaardersplassen en het Zwanenwater
waren dat jaar heel klein, slechts 15 en 3 paar. De grootste kolonies waren
toen de Wieden (89), Onderdijk Vooroever (81), Nieuwkoopse Plassen (49) en
Kinseldam bij Amsterdam (40). Inmiddels
zijn er op het vasteland in 2019 totaal 26 kolonies met 701 nesten. De grootste
kolonie is de Wieden met 210 paar. Dan volgen Onderdijk Vooroever (96),
Kinseldam (80), Nieuwkoopse Plassen (49) en Botshol (36).
Waddeneilanden
In 1997 waren de Waddeneilanden bijna allemaal
gekoloniseerd. De grootste kolonie was inmiddels Vlieland (154 broedpaar),
gevolgd door Schiermonnikoog-oosterkwelder (147), Terschelling (114), Texel-de
Geul (95), de Schorren (58), -de Muy (37) en Rottumerplaat (1). In 2001 was het
aantal kolonies tot 10 opgelopen, Griend, Rottumeroog, Zuiderduin en Den Oever
waren er bij gekomen. In 2014 was het aantal kolonies over de 20 heen, namelijk
23. Die stijging komt grotendeels doordat op Vlieland allemaal kleine kolonies
waren ontstaan en op Terschelling de lepelaars ook meer verspreid waren gaan broeden.
De grootste kolonie was inmiddels de Geul op Texel (321 broedpaar), gevolgd
door Schiermonnikoog (254) inclusief de Westerplas, Vlieland (237), en
Terschelling (188). In 2019 waren er 26 kolonies op de waddeneilanden met in
totaal 1927 nesten. Alle Waddeneilanden zijn nu gekoloniseerd.
Delta
Het eerste nest in de Delta werd in 1988 gevonden in
Saeftinghe, maar in 1997 waren er al kolonies in Quackjeswater (195 broedpaar)
Volkerak (6), Veersemeer (9), Markiezaat (1) en Ventjagersplaten (1). In 2010 was het aantal kolonies tot boven de
10 opgelopen, namelijk 12. De grootste kolonie was het Quackjeswater (163
broedpaar), gevolgd door Markiezaat (78), Slaakeiland (52), Ventjagersplaten
(44) en het Veerse Meer (42). In 2019 waren er 19 kolonies in de Delta met 1085
nesten in totaal. De grootste kolonie is inmiddels Markiezaat met 279
broedpaar, gevolgd door Quackjeswater (237), Slaakeiland (124), Moerdijk (117)
en Sloegebied (90). De groei in de Delta is dus enorm geweest.
Petra de Goeij Werkgroep Lepelaar
Zie websites www.beleefdelente.nl & www.nestkastlive.nl voor fantastische live beelden van lepelaars in de kolonie van Buitenliede bij Haarlem en de Nieuwkoopse Plassen. Ook 's avonds gebeuren er bijzondere dingen!
Plaatstrouwheid
in de overwinteringsgebeiden
Als een Lepelaar in zijn
of haar eerste levensjaar in Spanje gaat overwinteren, dan blijft de lepelaar
dat meestal z’n hele leven doen. En binnen Spanje kiezen ze dan ieder jaar ook
hetzelfde gebied. Dat kan zijn de rijstvelden en visvijvers in de buurt van de
Coto Donana, Marsimas de Odiel vlakbij Huelva, Santona marshes in Cantabria of de
Ebrodelta bij Tarragona. Vaak gebruiken ze ieder jaar dezelfde paar vierkante
kilometers in zo’n gebied. Dat geldt ook voor lepelaars die naar Frankrijk,
Portugal of Mauretanie en Senegal vliegen. Tamar Lok heeft voor de periode
1992-2010, aan de hand van de kleurring waarnemingen, uitgerekend dat in het
eerste levensjaar 10% van de Nederlandse lepelaars naar Frankrijk trok, 35%
naar Spanje en Portugal en 55% naar Mauretanie en Senegal. In het tweede
levensjaar besloot een aantal van de Franse en Spaans-Portugese vogels toch ook
nog door te vliegen naar Afrika, met uiteindelijk meer dan 65% in Afrika. Ze
heeft ook uitgerekend dat de lepelaars die in Afrika overwinterden, tot onze
verbazing een lagere overleving hadden. Dus eigenlijk was het misschien niet zo
goed om naar Afrika te vliegen. Wat wel opvalt is dat ‘’gelukkig’’ in de
laatste jaren van de analyses er meer en meer lepelaars in Frankrijk, Spanje en
Portugal bleven overwinteren. We zijn nu 10 jaar verder en we hopen op korte
termijn de hele analyse nog een keer over te kunnen doen. Dan zullen we zien of
de trend van meer noordelijk overwinteren door heeft gezet in de jaren
2011-2020. En de vraag is dan ook of ze nog steeds een hogere overleving hebben
als ze noordelijker overwinteren.
7-3-2019
Beste waarnemer / Dear observer (see text below this dutch text).
Wellicht
heeft u via social media vernomen dat de Werkgroep Lepelaar opgeheven zou zijn,
en dat de verwerking van waarnemingen van gekleurringde lepelaars eveneens zou
zijn beëindigd.
Graag
willen wij deze berichten ontzenuwen; de Werkgroep Lepelaar is niet opgeheven. Het werk aan de lepelaar gaat onverminderd door! Juist
lange termijn kleurring onderzoek (nu al ruim 35 jaar!) levert onschatbare
gegevens op over ondermeer (veranderingen in) overleving, leeftijdsopbouw, trek-strategie en
habitatkeuze.
Uw
waarnemingen van gekleurringde lepelaars blijven van essentieel belang voor
succesvol onderzoek naar deze soort, dus blijf uw waarnemingen doorgeven aan
het (ongewijzigde) centrale meldpunt werkgroeplepelaar@gmail.com of rechtstreeks aan een van de invoerders Harry
Horn, Bob Loos, Jan Polderman, Kees Vliet Vlieland of Carl Zuhorn. Zoals gebruikelijk krijgt u dan vlot de life
history van de door u afgelezen vogel(s).
De Lepelaars zijn uw en onze inzet
waard!
Mocht
u nog vragen hebben, aarzel dan niet contact met ons op te nemen.
Namens Werkgroep Lepelaar,
Harry
Horn
Dear observer,
You may have read on social media that the Dutch Spoonbill Working Group
would have been abrogated, and that the processing of observations of
colour-ringed spoonbills would also have been terminated.
We would like to inform you that these messages are NOT true! The Dutch
Spoonbill Working Group has not been abrogated. Our work on spoonbills is ever
ongoing!
Especially long long-term colour-ringing programmes (already over 35
years in case of the spoonbills!) provides extremely valuable data about
(changes in) survival, age structure, migration strategies and habitat choice.
Your observations of colour-ringed spoonbills are essential for
successful research on this species, so please keep reporting your observations
to the (unchanged) central contact address werkgroeplepelaar@gmail.com or directly to the data
processing persons Harry Horn, Bob Loos, Jan Polderman, Kees Vliet Vlieland or
Carl Zuhorn.
As usual, you will then receive the life history of the bird you
observed.
The
Spoonbills are worth your and our efforts!
In case you have any questions, please do not hesitate to contact us.
On behalf of the Dutch Spoonbill Working Group,
Harry Horn
18-3-2019
Wat doen lepelaars in hun eerste jaar in Portugal en
Spanje?
Petra de Goeij en Arne van Eerden
In februari zijn we 12 dagen naar Portugal en Spanje
gegaan om te proberen de zenders van 5 lepelaars van Schiermonnikoog uit te
lezen. De zenders die ze op hun rug hebben zijn zogenaamde UvA-bits-loggers.
Deze loggers slaan iedere 10 minuten een GPS-positie op. Op de zender zit een
zonnepaneeltje dat een batterijtje in de zender laadt. Je kunt de gegevens van
de zender alleen uitlezen met een antenne die binnen 300 meter van de zender
staat. Maar de zender geeft ook iedere dag 2 smsjes via het GSM-netwerk.
Daardoor wisten we dat er 4 jongen die in 2018 zijn gezenderd op Schier in
Portugal zaten, vrij dicht bij elkaar: twee bij Lissabon en 2 bij Aveiro. Ook
moest er een lepelaar van 3 jaar oud bij Merida, net over de spaanse grens,
verblijven.
Als eerste reden we naar Merida, naar de Embalse de
Mojito waar de sms-jes vandaan kwamen. Op Google Earth zag het er zo
gemakkleijk uit. De lepelaar zat of bij een stuwdam of in het riviertje vanaf
de stuwdam, eigenlijk bijna ieder dag op dezelfde plek en het leek alsof er
allemaal kleine weggetjes naar toe liepen. Maar daar aangekomen bleek een van
de wegen een spoorlijn te zijn en was het alleen mogelijk om vanaf 1 oever bij
de rivier te komen. Gelukkig kwamen spaanse collega’s ons de eerste dag helpen
om de weg te vinden en te overleggen met de boeren, zodat we over hun land dichtbij
de rivier konden komen. Aangekomen bij de rivier bleek dat die bijna droogstond en overal liepen
mensen in gele hesjes. Een gekke plek voor mensen in gele hesjes zou je denken.
Ware het niet dat dit mensen waren die de rivier probeerden te ontdoen van een
exotische waterplant. Ze waren wel met zo’n 50 man-vrouw bezig. En laat nou
precies onze Schiermonnikoog lepelaar daar overwinteren. Toen we door onze telescoop keken zagen we 12
lepelaars staan op een zandplaat in de rivier, waarvan 1 een klein zwart dingetje
op z’n rug had: de schier-vogel. We zetten de antenne op, en ja hoor binnen 5
minuten hoorden we een bleepje op onze laptop die met de antenne verbonden was.
De data kwamen binnenstromen. Dat duurde zo’n 5 uur tot het donker was en je
kunt je voorstellen hoe blij wij waren dat het zo snel lukte, ook al waren we
verkleumd. Echter dat was beginnersgeluk! De volgende ochtend gingen we direct
terug naar die plek, maar de gele hesjes waren inmiddels langs beide oevers aan
het harken en een graafmachine reedt af en aan. De lepelaars waren nergens te
vinden. We zijn de hele dag aan het zoeken geweest en vonden verderop in de
rivier een groepje lepelaars maar daar zat onze vogel niet bij. We kregen
jammer genoeg ook geen nieuw smsje binnen dus hadden geen idee waar hij was. We
zijn nog een ochtend gebleven maar we zagen de lepelaar nergens. Wel zagen we
hoe ernstig de woekering van de zuid amerikaanse waterhyacinth was. Het kost
miljoenen om daar van af te komen, als er ooit nog van af te komen valt. Het is
een plant waarvan ieder achter gebleven klein stukje of knolletje weer
uitgroeit tot een nieuwe plant. Op Terschelling heeft hij zich ook al akelig
verspreid. Omdat we maar 12 dagen hadden en geen smsjes kregen besloten we maar
naar Portugal te rijden om daar de 4 jongen te gaan zoeken.
De volgende dag begonnen we bij Lissabon te zoeken naar
een lepelaar die langs de Taag al dagen in een grote ‘’vijver’’ werd gemeld.
Dit keer met de hulp van een spaanse college, die daar aan overwinterende
grutto’s werkt, vervolgden we onze zoektocht over boerenland met
varkensfokkerijen. Ook hier vond niemand het een probleem dat wij naar
lepelaars zochten. En ja hoor laat de jonge Schier lepelaar nou toch precies in
de vijver staan van waaruit hij alle dagen ervoor een smsje had verzonden. Hij
stond er met 5 andere lepelaars te rusten. De goden waren met ons en sluipend
langs kleine dijkjes van oude visvijvers konden we vlakbij komen en de antenne neerzetten.
En weer klonk het bleepje binnen 5 minuten. De lepelaar bleef de hele middag in
de vijver en ging af en toe foerageren. Hij at hele kleine prooien, we zagen niet
echt wat het was. We konden zijn hele trekroute vanaf het Lauwersmeer in september
tot en met de overwintering bij Lissabon downloaden. Het had de hele middag
geregend en het was hartstikke koud voor Portuguese begrippen maar dat deerde
niet, wij zaten droog in een niet afgebouwd huisje vlakbij de vijver en zagen
de data binnenstromen.
Tijd om naar de volgende lepelaar te gaan, ongeveer 2 uur
rijden richting Lissabon. Daar moest een jonge lepelaar in de rijstvelden
zitten. En dat klopte. Aangekomen bij de
rijstvelden van EVOA, reden we gelijk door naar de locatie waar de laatste
dagen de smsjes vandaan waren gekomen. Er stonden 300 lepelaars op een kluitje
in een onderwater gezet rijstveld, samen met jawel 30.000 grutto’s. En weer
hadden we geluk: we zagen de lepelaar met zender niet, maar bij het aanzetten
van de laptop hadden we direct contact. Ook konden we met de telescoop heel
veel gekleurde ringen afelzen. Onze lepelaar stond tussen andere lepelaars uit
Nederland, Duitsland, Denemarken en Spanje. Jammer genoeg vlogen de lepelaars na een half
uurtje op, samen met de grutto’s die geplaagd werden door een slechtvalk. Ooit
een groep van 30.000 grutto’s in de lucht gezien? Ze gingen iets verderop
zitten, waar we niet bij konden komen. De
volgende dag zaten ze weer op dezelfde plek en weer dichtbij genoeg om het
signaal op te vangen. Echter nu vlogen ze op door een fotograaf die op de dam
aan de andere kant van het rijstveld liep. Ze vlogen ver weg en we vonden
uiteindelijk een groep van 900 lepelaars op het wad in de Taag. Maar te ver weg
om contact te krijgen met de zender. Ook hier hadden we beginnersgeluk gehad
want het lukte ons die dag niet meer lepelaars te vinden in de rijstvelden en
er kwamen alweer geen smsjes binnen. Later in deze 12 dagen ontdekten we dat
het GSM-netwerk wel goed is maar niet in afgelegen gebieden in de Taag of
in de rijstvelden. En een deel van de
tijd brachten de lepelaars dus door op het wad. Voor de laatste twee jongen
moesten we naar het noorden, naar Aveiro. Daar kwamen de smsjes van 1 lepelaar
van een eilandje in het getijdegebeid van Aveiro en de andere uit vis-en oestervijvers.
Op aanraden van onze Portuguese collega’s moesten we alle bordje ‘’geen
toegang’’ negeren en naar de visvijvers gaan. Daar aangekomen vormden 4 blaffende
honden een klein obstakel. Dat was een tegenvaller. Gelukkig stopte er net op
dat moment een wit bestelwagentje. Toen we uitlegden wat we wilden doen, zei de
man dat we gewoon door konden rijden en dat de honden geen kwaad deden. En
wonder oh wonder een van de twee lepelaars stond samen met 7 anderen op een
dijkje tussen de visvijvers waar hij de laatste weken volgens de smsjes was. We
zetten de antenne op, en ontvingen het signaal. Wat een teleurstelling toen
dezelfde aardige man met z’n witte autootje over de kleine dijkjes nou net een sluisje moest bedienen. De man
was zich van geen kwaad bewust, maar de lepelaars vlogen op en landen een
eindje verder. Hemelsbreed niet ver, maar het probleem was dat het gebied in
een soort compartimenten is verdeeld met grote geulen waardoor je niet
makkleijk van de ene kant naar de ander kant kan komen. We vonden de lepelaars uiteindelijk, maar of
ze ons zagen of iets anders, ze vlogen weer op. Toen besloten we de antenne en
laptop op te zetten vlakbij de 1e plek en ons terug te trekken. En zowaar
kwamen ze terug. Aan het einde van de dag haalden we de laptop en antenne op en
ontdekten dat we maar twee dagen data binnen hadden gekregen. We zagen een
groep van 12 lepelaars foerageren in een visvijver iets verder op. Onze vogel
liep daarbij, te ver weg! De dag erop lukte het ons op dezelfde plek met 2
antennes een maand gegevens binnen te
halen. De 2e jonge schierse lepelaar daar zat al twee weken op een eilandje
waar we zonder boot niet bij konden komen. Het zou ons tevvel tijd kosten om
een boot te zoeken en we hadden dan meer antennes nodig. De jonge lepelaars hadden duidelijk hun vaste
plekken waar ze de hele winter bleven. De eerste twee jongen bij Lissabon zaten
maar een paar kilometer van elkaar vandaan, maar ze kwamen nooit bij elkaar in
de buurt. De ene hing rond in dezelfde visvijver en leek te foerageren in de
vijver en op het wad, samen met andere jonge en volwassen lepelaars. De twee
bij Aveiro hadden ook hun eigen plekken. De een zat altijd op een eilandje en
de andere zat meestal in de visvijvers op een paar vaste plekken. Omdat we niet
op het eilandje zijn geweest weten we niet met hoeveel lepelaars ze daar zaten.
We zijn reuze benieuwd wat de jongen nu doen, nu de meeste
volwassen lepelaars op de terugweg zijn naar het Noorden of al in de broedgebieden
zijn aangekomen. Gaan ze het nu redden zonder al die ervaren volwassen vogels
erbij???